De strijd zette zich voort tot voorbij Bet-Awen. Van de Israëlieten werd die dag het uiterste gevergd, want Saul had de soldaten onder ede bezworen:
‘Vervloekt wie het waagt om vóór de avond iets te eten, voor ik me op mijn vijanden heb gewroken.’ Dus nam niemand ook maar iets te eten. Op een gegeven moment kwamen ze in een dichtbegroeid gebied waar veel bijennesten waren, die dropen van de honing. Maar zelfs toen waagde niemand het zijn hand uit te steken om uit die nesten, die werkelijk boordevol honing zaten, iets te eten te halen, zo bang waren ze voor de vervloeking. Jonatan had echter niet gehoord dat zijn vader de soldaten een eed had opgelegd. Hij doopte de punt van zijn stok in een honingraat en bracht de honing naar zijn mond. Meteen stonden zijn ogen weer helder. Een van de soldaten sprak hem aan en zei:
‘Uw vader heeft ons dringend bezworen om vandaag niet te eten, ook al hebben we nog zo’n honger.’ ‘Mijn vader stort het land in het ongeluk,’ zei Jonatan. ‘Kijk toch hoe helder mijn ogen weer staan nu ik wat van die honing heb geproefd. Als de soldaten vandaag wel hadden gegeten van de buit die ze op de vijanden hebben veroverd, hadden ze een veel grotere overwinning op de Filistijnen kunnen behalen!’
De Israëlieten dreven de Filistijnen die dag terug van Michmas tot Ajjalon. De soldaten, volkomen uitgeput, stortten zich op de buit. Ze grepen geiten, schapen, koeien en kalveren, slachtten die zomaar op de grond en aten ervan terwijl het bloed er nog in zat. Men vertelde Saul dat de soldaten tegen de HEER zondigden door vlees te eten waar nog bloed in zat. ‘Het is verkeerd wat jullie doen!’ zei Saul. ‘Rol onmiddellijk een grote steen hierheen. Ga het kamp rond en zeg tegen iedereen dat ze hun stier of schaap of geit bij mij moeten brengen en hier op deze steen moeten slachten. Daarna kunnen ze eten zonder tegen de HEER te zondigen, want dan hoeven ze geen vlees te eten waar nog bloed in zit.’ Alle soldaten brachten toen het dier dat ze bemachtigd hadden naar de steen en slachtten het daarop. Zo bouwde Saul zijn eerste altaar voor de HEER.